Terug

Sokloop

We staan niet voor de klas omdat we leerlingen wat willen leren. Ook niet om ze voor te bereiden op de maatschappij. Of om ze te plagen met sommen en taal en andere inhoudelijke moeilijkheden uit een curriculum. We staan eigenlijk voor de klas om te genieten van het leven. Omdat we altijd het kind achter de leerling willen zien. Op welke, bij de leerling passende, plek dan ook. En omdat kinderen ons jong houden, zeker vanwege de gave die ze hebben om van het ongewone iets gewoons te kunnen maken. In een handomdraai. Zoals Marjan.

Het lijkt zo’n gewone donderdagmorgen. Het is aangenaam warm voor de tijd van het jaar maar om, ondanks de hoge temperatuur, buiten op sokken te lopen in de morgenpauze, dat is een beetje al te gek, vind ik. Marjan loopt sokvoets te drentelen. Ik hoef niet naar haar toe te gaan om haar meesterachtig streng en rechtvaardig op het ‘op sokken lopen’ aan te spreken. Ze heeft besloten mij op te zoeken.

‘Meester mijn schoenen,’ roept Marjan als ze op haar sokken door het zand sloft en voor me stil staat. ‘Wat is er mee?’ vraag ik overbodig.
Marjan heeft haar schoenen vast, in elke hand één. Ze kijkt naar me op en alsof het de gewoonste zaak van de hele wijde wereld is dat ze haar schoenen uit heeft zegt ze: ‘Mijn schoenen gingen zo maar uit.’ Dat is knap, denk ik maar ik zeg het niet. ‘Wie heeft dat gedaan dan?’ vraag ik verbaasd. ‘Mijn voeten,’ zegt ze gewoontjes.

Deze groep ener verstaat de kunst om het ongewone gewoon te maken. Haar voeten hebben haar schoenen uitgedaan… Dat is haar waarheid, haar hele wonderlijke bijzondere vaststaande waarheid. Haar rode broek hijst ze even op nadat ze haar schoenen in het zand voor me heeft gezet. Dan gaat ze op de grond zitten en kijkt me verwachtingsvol aan. ‘Waarom dan?’ vraag ik en ben benieuwd naar haar antwoord. ‘Mijn voeten hadden het zo warm.’ Tuurlijk, haar voeten waren zo warm en toen hebben haar voeten haar schoenen uitgetrokken. ‘Kun je ze niet meer aankrijgen?’ ‘Nee, ik heb zo’n buikpijn.’ ‘Komt zeker omdat je op blote sokken door het zand liep.’ ‘Ja en omdat ik van de glijbaan af ben gevallen.’

Het wordt me te veel, de logica van Marjan. Het wordt me te veel, de woorden die ze zegt, de redenen die ze bedenkt, de werkelijkheid die ze zo maar verbeeldend omzet in haar waarheid en ik glimlach nog maar eens. ‘Zal ik helpen om je schoenen weer aan te krijgen?’ ‘Ja, dan heb ik geen buikpijn meer.’ ‘En geen koude voeten.’ ‘Mijn voeten zijn nu wel koud genoeg door de wind.’ Samen prutsen we haar schoenen aan maar één schoen gaat wat moeilijk. ‘Hij zit niet goed,’ zucht Marjan.

Ik kijk nog eens goed en pruts haar groene sok (met een olifant er op) in haar schoen. Marjan staat op en huppellopend gaat ze bij me vandaan ‘Bedankt meester, mijn voeten hebben het niet zo warm meer. ’Gelukkig maar, denk ik en net als Marjan huppel ik een paar passen over het plein.